Algemeen
Arbokerndeskundigen zijn verplicht een certificaat van vakbekwaamheid te tonen. Zo stelt het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het arbeidsomstandighedenbesluit. Hobéon SKO geeft deze certificaten van vakbekwaamheid op verzoek van dit ministerie af. Als Arbokerndeskudige (met de scope Hoger Veiligheidskundige, Arbeidshygienist, Arbeids- & Organisatiedeskundige) geeft u met dit certificaat aan over voldoende deskundigheid en ervaring op uw vakgebied te beschikken. De certificering legitimeert u om (onder andere) de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) op de arbeidsomstandigheden te toetsen en daarover te adviseren, waartoe bedrijven wettelijk zijn verplicht.
Voor (her)certificatie worden eisen gesteld aan:
- Vooropleiding (HBO werk- en denkniveau)
- Compleet opgebouwd portfolio
Opleidingsinstellingen
Links
Tarieven
De tarieven die Hobéon SKO in rekening brengt zijn gebaseerd op de tarieven zoals die gelden op de ontvangstdatum van de betreffende aanvraag.
Bij het annuleren van een aanvraag vindt geen restitutie plaats van verschuldigde vergoedingen.
Tarieven voor de aanvraag van (her)certificatie per 1 juli 2022
Aanvraag |
Prijs |
Enkelvoudige certificatie: |
|
initiële aanvraag |
€ 1.750,00 |
hercertificatie |
€ 1.750,00 |
herexamen |
€ 1.250,00 |
Dubbel certificatie: |
|
initiële aanvraag |
€ 2.150,00 |
hercertificatie |
€ 2.150,00 |
herexamen |
€ 1.300,00 |
Drievoudige certificatie: |
|
initiële aanvraag |
€ 3.200,00 |
hercertificatie |
€ 3.200,00 |
herexamen |
€ 2.000,00 |
Bovenstaande tarieven zijn exclusief BTW.
Documenten
AKD
Nieuws
Veelgestelde vragen
Om toegang te krijgen tot het certificatieproces meldt u zich aan bij:
https://www.mijncertificatie.nl/
In de menubalk staat Certificeringen: kies daar het certificatieschema Arbokerndeskundige.
Selecteer de juiste kwalificatie (scope) A&O, AH of HVK. Druk dan op de knop Aanmelden.
Eerst inloggen in uw account op Mijn Certificatie > dan kiezen voor aanmelden andere certificering > certificering Arbokerndeskundige en selecteer de betreffende kwalificatie (scope) A&O, AH of HVK.
Het is standaard beleid dat bij wijziging in een regeling de verworven rechten niet worden ingeperkt. Dat betekent dat als nieuwe certificatie-eisen vanaf een bepaalde datum in werking treden de op basis van het oude regeling verworven geldigheidsduur van het certificaat intact blijft. Het is echter tegelijkertijd wel zo dat men vanaf de datum van inwerkingtreding geacht wordt aan de nieuwe eisen te voldoen. Daarop wordt echter pas getoetst bij de eerstvolgende tussentijdse controle of hercertificatie. Bij klachten wordt eveneens beoordeeld tegen de nieuwe eisen. Met andere woorden na de datum van inwerkingtreding gelden de nieuwe certificatie eisen, maar de certificaathouders die nog een resterende geldigheidsduur op hun certificaat hebben hoeven zich dus niet spoorslags te onderwerpen aan een nieuw examen.
Er is voor gekozen om geen onderscheid te maken. Het onderscheid is dat je bij hercertificering verslagen van de ICT bijeenkomsten moet aantonen. Omdat het relatief veel tijd zou kosten tijdens een examen is er voor gekozen deze niet verder te beoordelen. Een Arbokerndeskundige kan voor de ICT juist een casus kiezen die niet zo goed is gegaan omdat hij er van wil leren. Voor de certificering kiest hij voor casussen die wel goed zijn gegaan, hij wil aantonen dat hij zijn taak goed kan uitvoeren.
Werkervaring bij de initiële aanvraag wordt aangetoond door de in het portfolio ingebrachte casus.
Nee, er zijn meer eisen gesteld aan deelname van bijeenkomsten intercollegiale toetsing. Deze wijze van elkaar informeren, scherp houden en vakinhoudelijke informatie uitwisselen heeft in het verleden aangetoond heel goed te werken. Bij- en nascholingsactiviteiten kunnen nog steeds bijdragen aan bijblijven in het vak, zeker bij nieuwe ontwikkelingen in wetenschap en techniek. De Arbokerndeskundige kan nu zelf heel gericht bepalen welke activiteit hij wil volgen.
Ja er is een toelichting; vanaf pagina 17 van het certificatieschema Arbokerndeskundigen.
Het vullen van het portfolio wordt beschreven in het document “portfolio kandidaten”. Volg de werkwijze zoals die is aangegeven. Als het portfolio niet overzichtelijk is opgesteld (goed aangeven in het portfolio waar het betreffende item terug te vinden is in de RI&E) wordt het portfolio teruggestuurd naar de kandidaat.
Op zich lijkt dat niet logisch, aangezien de systeemtoets inhoudt dat gescreend wordt of de RI&E op alle wettelijke verlichtingen ingaat, zonder dat deze inhoudelijk worden getoetst op de kwalitatieve eisen daaraan. Een aspect van de systeemtoets is bijvoorbeeld of in de RI&E de geluidsblootstelling is opgenomen. In de scopetoets wordt nagegaan of de juiste meetmethoden zijn toegepast en of daar op de juiste wijze conclusies op zijn gebaseerd.
Omdat zowel in de systeemtoets als in de scopetoets de wettelijke eisen als referentie dienen, bevatten deze geen nieuwe eisen aan de RI&E. Als bestaande RI&E instrumenten een goede invulling aan de wettelijke eisen bevatten, dan hoeven ze niet aangepast te worden.
Een branche RI&E, waarvan de kwaliteit uiteenloopt, heeft tot doel de belangrijkste risico’s die binnen een branche voorkomen te beschrijven. Een afzonderlijke werkgever moet altijd wel nagaan of hij deze branche RI&E voor zijn eigen onderneming nog moet aanvullen of aanpassen. Werkgevers die gebruik maken van een branche RI&E waarbij werknemers in totaal niet meer dan 40 uur per week werken of die niet meer dan 25 werknemers in dienst hebben, hoeven hun RI&E niet te laten toetsen door een bedrijfsarts en/of gecertificeerde arbokerndeskundigen (al dan niet via een gecertificeerde arbodienst). Werkgevers die niet aan deze uitzonderingsvoorwaarden voldoen moeten hun RI&E wel laten toetsen en zich realiseren dat ook bij gebruik van een branche RI&E het altijd nodig blijft om na te gaan of deze aangepast moet worden aan de specifieke risico’s van hun eigen onderneming. Gecertificeerde arbokerndeskundigen kunnen werkgevers informeren over de strekking van deze wettelijke verplichtingen. Daarnaast valt op te merken dat vanuit het ministerie van SZW initiateven worden ondernomen om de kwaliteit van de branche RI&E’s te verhogen.
Het is niet de bedoeling dat de Arbokerndeskundige in het kader van de RI&E-toetsing en advisering zelf een verdiepend onderzoek gaat uitvoeren. Dat kan een opdracht zijn van de werkgever, maar die hoort niet bij deze taak. Wel kan het een advies zijn dat nader of verdiepend onderzoek nodig is.
Nee, het uitgangspunt is de taakbeschrijving. Het is niet zo dat taak 1 de systeemtoets is en taak 2 de scopetoets. Formulier 1 volgt precies de taakbeschrijving. Daarmee is het duidelijk wat de Arbokerndeskundige moet doen om de taak goed uit te voeren. Soms is het bij een taak voldoende om te kijken: is het er? Soms (bij de risicofactoren) wordt gekeken of het goed is uitgevoerd.
De examenformulieren zijn gebaseerd op de eisen in het certificatieschema: de taakbeschrijving en de scopebeschrijving. Er is voor gekozen deze te volgen zodat elk aspect ook wordt aangetoond in het examen.
Voor deze term is bewust gekozen. Hij vloeit voort uit de twee taken van de Arbokerndeskundige:
- Toetsen van de RI&E aan de wettelijke eisen (met name betrouwbaarheid, volledigheid en actualiteit).
- Adviseren over de RI&E om te zorgen dat deze aan de wettelijke eisen voldoet en dat de maatregelen in het plan van aanpak de risico’s opheffen of zoveel mogelijk beperken.
Het toets- en adviesrapport is 1 document. Ook in het toets- en adviesrapport kan kennis van de betreffende scope noodzakelijk zijn.
De uitwerking van de taken
- Toetsen van de RI&E aan de wettelijke eisen (met name betrouwbaarheid, volledigheid en actualiteit).
- Adviseren over de RI&E om te zorgen dat deze aan de wettelijke eisen voldoet en dat de maatregelen in het plan van aanpak de risico’s opheffen of zoveel mogelijk beperken.
is gebaseerd op artikel 14, lid 1, onder a, van de Arbowet, artikel 2.14a, lid 1, van het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna Arbobesluit) en verder artikel 2.1 van de Arbeidsomstandighedenregeling (hierna Arboregeling).
In de examinering zal aan bod komen of de toetser de volledigheid van de RI&E heeft getoetst en hoe hij dit heeft gedaan. Daarbij kan aan bod komen of hij gebruik heeft gemaakt van bestaande documentatie over de risico’s in een bepaalde branche of algemeen toegankelijke kennis over arborisico’s bij bepaalde beroepen.
Om een goed beeld te krijgen van de situatie is een werkplekbezoek wenselijk. Een alternatief kan soms zijn om foto’s of films van situaties te vragen. Als de arbokerndeskundige bepaalt dat het niet nodig is om een bedrijfsbezoek te brengen, moet hij aangeven welke middelen hij heeft ingezet om een waarheidsgetrouw beeld te krijgen van de risico’s in het bedrijf. Hij moet onderbouwen waarom hij niet heeft gekozen voor een bedrijfsbezoek en waarom het alternatief tot een betrouwbare beoordeling kan leiden. In zijn toetsingsrapport geeft hij aan dat de reikwijdte van zijn toetsing is beperkt tot documentenonderzoek.
Begrippen die in de praktijk vaak worden gebruikt, zoals verdiepende of nadere RI&E’s, hebben geen wettelijke basis. De wetgeving stelt dat de RI&E volledig, betrouwbaar en actueel moet zijn. Bij toetsing of in het kader van de handhaving door NLA kan blijken dat de RI&E van de werkgever niet aan alle wettelijke eisen voldoet. In dat geval zal het noodzakelijk zijn de RI&E zo spoedig mogelijk aan te passen en of aan te vullen. Bij de toetsing van en advisering over de RI&E door de arbokerndeskundige zal door de arbokerndeskundige(n) gewezen worden op eventuele tekortkomingen in de door de werkgever voorgelegde RI&E. Het kan ook zijn dat de arbokerndeskundige moet aangeven dat voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de onderdelen in de RI&E die buiten zijn scope vallen, de werkgever dat zou moeten laten toetsen door een arbokerndeskundihge met de juiste scope. Het is dan aan de werkgever om deze tekortkomingen op te lossen. Dat kan betekenen dat hij ook andere arbokerndeskundigen moet inschakelen. Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever ervoor te zorgen dat zijn RI&E aan alle wettelijke voorschriften voor de RI&E voldoet. De arbokerndeskundige toetst of dit het geval is. In het certificatieschema staan alle RIE-voorschriften inclusief de nadere of aanvullende RI&E voorschriften vermeld. Er is dus geen sprake van vrijblijvendheid.
De werkgever is en blijft verantwoordelijk voor de RI&E, ook al is deze opgesteld door een (interne/externe) Arbokerndeskundige. Uit de RI&E moet blijken of alle risico’s die gelden voor de organisatie zijn beschreven in de RI&E. Het kan zijn dat bepaalde risico’s niet van toepassing zijn voor deze specifieke organisatie, terwijl binnen vergelijkbare organisaties dat risico wel geldt. In dat geval moet in de RI&E wel zijn verantwoord waarom het risico niet van toepassing is. Het is in ieder geval een vraag of opmerking van de Arbokerndeskundige: waarom is dit risico niet beschreven? Er kan een goede reden voor zijn. De vraag kan worden gesteld tijdens het werkbezoek of aan de opsteller van de RI&E. Als je niemand kunt spreken, dan geef je in het toetsrapport de beperking aan van het onderzoek.
In het certificatieschema staat dat de kandidaat is geslaagd voor het examen als na de beoordeling van het portfolio en na de beoordeling van het CGI alle beoordelingscriteria als voldoende zijn beoordeeld én een aantal aangegeven deelrisico’s in de scope op een voldoende niveau aan bod is gekomen. Dat betekent dat niet alle risico’s binnen de scope met een 100% score beantwoord hoeven te worden. Voldoende niveau betekent dat de toepassing van de kennis van een deelrisico moet voldoen aan de wettelijke verplichtingen inzake de RI&E, zoals volledigheid, betrouwbaarheid en actualiteit, maar ook dat in de beantwoording aangesloten moet worden bij de stand der wetenschap.
De RI&E verplichting is gebaseerd op arborisico’s en niet op kennisvakgebieden. Sommige belastende factoren komen aan bod in diverse opleidingen en zijn niet beperkt tot een enkel vakgebied. De arbeidsomstandighedenwetgeving gaat uit van de aanname dat met de drie arbokerndeskundigen (de drie scopes; hierbij wordt de bedrijfsarts buiten beschouwing gelaten, aangezien die geen specifieke scope vertegenwoordigt) de hele breedte van de arbeidsomstandighedenproblematiek bestreken kan worden. De nadere RI&E verplichtingen in de regelgeving geven aan waar dat in elk geval betrekking op moet hebben. Indien een gecertificeerde arbokerndeskundige van mening is dat hij over een specifiek risico onvoldoende kennis heeft, dient hij dat in zijn advies op te nemen en is het aan te raden om zo mogelijk de werkgever aan te geven bij welke deskundige hij de ontbrekende kennis kan betrekken.
Het nieuwe certificatieschema verandert niets in het aantal deskundigen die de werkgever nodig heeft. De variëteit in de risico’s in zijn onderneming is daarvoor bepalend. Dat was zo en blijft zo. Het schema zal er wel toe leiden dat de deskundigen moeten aangeven waar zij verstand van hebben en waar de werkgever beter een andere deskundige voor kan inschakelen. Als het mogelijk zou zijn om tot één deskundige te komen die alles kan weten, zouden er geen drie scopes nodig zijn.
De certificerende instelling die verantwoordelijk is voor de examinering draagt er zorg voor dat het niveau van het criteriumgerichte interview geharmoniseerd wordt tussen de examinatoren. Het is niet mogelijk om op deze vraag een kwantitatief antwoord te geven. Het niveau zal niet worden vastgesteld op dat van een superspecialist, maar dient anderzijds wel op een redelijk niveau te liggen. Over welke risico’s uit de scope vragen worden gesteld in het criteriumgericht interview, wordt bepaald door de examinatoren. De kandidaat heeft hierop geen invloed.
In de ICT gaat het voor de onderhoudseis alleen over RI&E toets- en adviesrapporten. Dat een gecertificeerde persoon ook andere producten in de ICT wil bespreken is prima, maar dat heeft niets met de onderhoudseis te maken. De toets- en adviesrapporten die in de ICT zijn besproken hoeven niet te worden ingeleverd voor het portfolio. De kandidaat brengt een casus in bij de ICT omdat hij ervan wil leren.
De CROW 400 is geen verantwoordelijkheid van het ministerie van SZW. SZW is verantwoordelijk voor een kwalificatieniveau ten behoeve van wettelijke verplichtingen. Als er vanuit andere domeinen wordt verwezen naar kwalificatieniveaus van SZW, dan mag dat uiteraard, maar is het niet de verantwoordelijkheid van SZW de problemen die daardoor bij derden ontstaan op te lossen.
In het portfolio verantwoordt de kandidaat hoe hij tot zijn conclusies is gekomen. Tijdens het criteriumgericht interview kan daarop worden doorgevraagd.
In de taakbeschrijving staat ‘Zijn de inzichten van de werknemers meegenomen in de RI&E?’. Dat kunnen inzichten zijn van de OR en ook van andere werknemers. Dat wordt getoetst in het examen. Het toetsingsrapport wordt gestuurd aan de OR/PVT of andere belanghebbende medewerkers.